28.02.2014
Met haar uitspraak in 2012 over het wanbeleid bij Fortis heeft de Ondernemingskamer de toetsing van de taakvervulling door de bestuurders en commissarissen bij banken aangescherpt.
Tot de datum van de uitspraak mochten bankbestuurder ervan uitgaan dat zij zich in hun handelen moesten laten leiden door het belang van de bank. Dat zij zich daarbij de belangen van de stakeholders moesten aantrekken was al bekend. Behalve aandeelhouders, crediteuren en werknemer benoemt de Ondernemingskamer in dit geval ook spaarders, depositohouders en polishouders als stakeholders. Maar de Ondernemingskamer gaat nog een flinke stap verder.
De Fortis Bank vervulde als systeembank een nutsfunctie. Voor het functioneren van zo een bank is het vertrouwen van het publiek een essentiële voorwaarde. Het bestuur van Fortis behoorde bij zijn besluitvorming ook het algemeen maatschappelijk belang te betrekken dat met de instandhouding van Fortis was gemoeid.
De Commissie Maas formuleerde in 2009 een ethische verklaring die bankbestuurders zouden moeten onderteken. Daarin beloven zij een zorgvuldige afweging te zullen maken tussen alle belangen waaronder die van “de samenleving waarin de bank opereert”. De Commissie Maas had geconstateerd dat het besef dat een bank een publieke nutsfunctie vervult op de achtergrond was geraakt.
Het is de vraag of het in 2007 en 2008 – de jaren waarin het wanbeleid door Fortis zou zijn gepleegd – al zo evident was dat bankbestuurders hoeders zijn van het algemeen belang en van het vertrouwen van het publiek. En dat is voor de bestuurders van belang, omdat de Ondernemingskamer ook zegt dat zij hun gedragingen beoordeelt naar de destijds geldende normen, om wijsheid achteraf te voorkomen.
Deze uitspraak van de Ondernemingskamer zal door de Hoge Raad worden getoetst op verzoek van Fortis (thans: Ageas).
Dit was in 2012 is daar al een uitspraak van de Hoge Raad voorhanden.
Op de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om 'deze specifieke werknemer' aan 'dit specifieke concurrentiebeding' te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.