23.11.2020
Op 10 november 2020 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel ‘bestuur en toezicht rechtspersonen’ als een hamerstuk afgedaan. De wet zal naar verwachting op 1 januari 2021 in werking treden.
Het wetsvoorstel verduidelijkt de taken en verantwoordelijkheden van bestuurders en toezichthouders van stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Bepaalde bestaande regels voor de NV en de BV worden ook voor deze rechtspersonen van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste wijzigingen voor deze rechtspersonen worden hieronder in acht stappen toegelicht.
1. Het wetsvoorstel geeft voor alle rechtspersonen een wettelijke grondslag om een raad van commissarissen in te stellen.
2. Alle rechtspersonen zullen een monistisch bestuur kunnen instellen, bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders.
De wet regelt dat niet-uitvoerende bestuurders in ieder geval de taak hebben toezicht te houden op uitvoerende bestuurders. Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kunnen niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld.
3. De bestaande tegenstrijdigbelangregeling voor bestuurder en commissarissen van de NV en BV gaat voor alle rechtspersonen gelden.
Omdat de stichting geen aandeelhouders heeft, wordt een besluit (dat vanwege een tegenstrijdig belang niet door het bestuur kan worden genomen) door de RvC genomen. Indien er geen RvC is ingesteld, wordt het besluit in beginsel genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de betreffende overwegingen.
4. Voor bestuurders en commissarissen van alle rechtspersonen zal gelden dat zij aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Voor bestuurders en commissarissen zal ook het ‘bewijsvermoeden’ gelden: als zij in de periode voor faillissement de jaarrekening niet tijdig hebben gepubliceerd en/of geen accurate administratie hebben gevoerd, hebben zij hun taak kennelijk onbehoorlijk vervuld en wordt die onbehoorlijke taakvervulling vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Als zij dit vermoeden niet kunnen ontkrachten zijn zij aansprakelijk voor het faillissementstekort. Dit bewijsvermoeden geldt niet voor bestuurders en commissarissen van informele en niet-commerciële verenigingen en stichtingen.
5. De statuten van alle rechtspersonen (dus ook van de NV en de BV) moeten een regeling bevatten voor ontstentenis of belet van de bestuurders en commissarissen (bijvoorbeeld in het geval van defungeren, ontslag of langdurige ziekte).
6. Bestuurders van stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen mogen niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen.
7. De mogelijkheden voor het ontslag van een stichtingsbestuurder worden verruimd; ontslag wordt ook mogelijk wanneer de bestuurder zijn taak verwaarloost of wegens andere gewichtige redenen.
Stichtingen hebben geen leden of aandeelhouders – en vaak ook geen RvC – die de bestuurders kunnen ontslaan. Om deze reden kan de rechter op verzoek van het OM of een belanghebbende een bestuurder ontslaan. De rechter kan de bestuurder ook een bestuursverbod opleggen.
8. Overgangsrecht
De wet heeft in beginsel onmiddellijke werking, waardoor bijvoorbeeld geen beroep meer kan worden gedaan op de tegenstrijdig belangregeling die in statuten staat opgenomen en niet in lijn is met de regeling in het wetsvoorstel.
Een statutaire regeling die bepaalt dat een bestuurder meer stemmen heeft dan de overige bestuurders tezamen, is nog vijf jaar geldig (tenzij eerder een statutenwijziging plaatsvindt).
Stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen die geen belet- en ontstentenisregeling in hun statuten hebben opgenomen, dienen hun statuten bij de eerstvolgende gelegenheid aan te passen. Het overgangsrecht is niet van toepassing verklaard op NV’s en BV’s, als gevolg waarvan het raadzaam is voor die rechtspersonen om de statuten na te lopen op mogelijke verschillen met het wetsvoorstel (en zo nodig de statuten te wijzigen).
Neem voor vragen over dit wetsvoorstel contact op met Camiel Corsten (corsten@berghstoop.com) of Caspar Scholten (scholten@bergstoop.com)
Op de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om 'deze specifieke werknemer' aan 'dit specifieke concurrentiebeding' te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.